Op ontdekkingstocht door Ecuador en de Galapagoseilanden

Deel 1 Ecuador

Op 25 juli begint onze ontdekkingstocht door Ecuador en de Galapagoseilanden.
De vliegreis verloopt vlotjes, maar door een actieve vulkaan, waardoor we moeten omvliegen,
duurt de reis een uurtje langer dan gebruikelijk.

Cultuur & Bevolking

Al lang voordat de Inca's zich in de 15e eeuw in het gebied vestigden, bestonden er in Ecuador verschillende indiaanse culturen. De meesten van hen woonden aan de kust en in de hooglanden.
De belangrijkste stammen waren de expans
ionistische Caras aan de kust en de meer vreedzame Quitus in de hooglanden. De Caras, onder leiding van hun hoofdman Shyri, veroverden uiteindelijk de macht over de Quitus. Samen gingen zij verder als de stam van de Shyri.



De huidige bevolking van Ecuador is etnisch divers. Het is moeilijk de exacte aantallen te bepalen, doordat niet alle bewoners zich hebben laten registreren en doordat het Nationaal Instituut voor de Statistiek de neiging heeft om de cijfers te flatteren ten gunste van de mestiezen.
Geschat wordt dat de mestiezen, mensen van gemeng Spaans-Indiaanse afkomst, meer dan 65% van de bevolking uitmaken. De omvang van het aantal indianen van de Andes wordt hevig betwist.
Het Nationaal Instituut voor de Statistiek houdt het op een kleine 7% van de bevolking, maar volgens belangengroepen maken zij zeker 25% van de bevolking uit.
Verder bestaat tussen de 7 en de 10% van de bevolking uit blanke afstammelingen van de Spanjaarden en er zijn afstammelingen van Afrikaanse slaven die door de Spaanse kolonisten naar Ecuador zijn gebracht.

Oorspronkelijk woonde de bevolking voornamelijk in de centrale hooglanden, maar tegenwoordig wonen er evenveel mensen in de laaglanden aan de kust als in de hooglanden.
Een verandering in de agrarische industrie was de belangrijkste oorzaak van de verhuizing naar de kust. In de 20e eeuw vond er ook migratie naar de grote steden plaats.
Tegenwoordig woont 55% van de bevolking in steden.
3% van de bevolking woont in het Amazonegebied. Deze mensen zijn voornamelijk indianen die in afzondering van de rest van de bevolking op traditionele wijze leven.
Er zijn negen indianenstammen bekend in het Amazonegebied van Ecuador: Quichua, Shuar, Achuar, Huaorani, Siona, Secoya, Shiwiar, Záparo en Cofan.
Het onderwijs is gratis en verplicht voor kinderen van 6 tot 14 jaar oud.

Stranden, bergen, jungle




Het land wordt in vier zones verdeeld: de kust (Costa), de Andes (Sierra), het Amazonegebied (Oriente) en de Galápagoseilanden. Onze reis start op hoogte in Quito, waar ons vliegtuig landt.
Het Andesgebergte loopt door het midden van het land van noord naar zuid.

Van Quito naar Otavalo

We rijden van de hoofdstad Quito (2800 meter hoogte) 20 km naar het noorden, waar het iets lager is en gelijk 8 à 10 graden warmer. We rijden eerst door bergen met veel agaven en cactussen en later langs brugmansia, limoen-, cherimoya- en jaccarandabomen.



In de bus vertelt Pablo, onze chauffeur, ons over zijn land.
We verbazen ons over de prijzen van bepaalde dingen. Een hectare grond in de buurt van Otavalo kost 6000 dollar. Een auto kost hier 40.000 dollar. Het verschil tussen rijk en arm is groot.
De politie in Ecuador is corrupt. Dronken rijden kost je hier 300 dollar en 16 dagen cel, maar de celstraf is af te kopen.

We stoppen bij La Mitad del Mundo, oftewel het midden van de wereld, de evenaar.
Dit punt is, door betere meettechnieken, in de loopt der tijd verplaatst.

In Peguche, een klein dorpje, bezoeken we een tapijtweverij. De wol wordt op natuurlijke wijze geverfd met plantenextracten, maar ook met kleurstof, gehaald uit een beestje dat leeft op cactussen.



Cuicocha

We rijden de bergen in en stoppen bij een geitenpaadje. We zijn aangekomen bij het natuurpark Cotacachi. We wandelen omhoog tot zo’ 4000 meter. De zon is lekker, maar de wind maakt het koud.



Het uitzicht is schitterend. We kijken uit over het kratermeer: de Laguna de Cuicocha.
We zien onderweg schitterende planten, agaven en een lama.

Het kratermeer is door implosie uit de sneeuw van de top van de berg ontstaan.
De borreltjes in het meer duiden op vulkanische activiteit en hebben het water 10 graden opgewarmd tot 15 graden.
We varen naar het midden van het meer. Het eiland in het midden bestaat uit losse lavastenen.
Op het eiland leven konijnen, marmotten en wolven.
In het restaurantje drinken we een warme caneloza, een pittig kaneeldrankje.
Via Cotacachi rijden we naar Otavalo. We passeren diverse vulkanen.

Otavalo

Het Indianendorpje Otavalo ligt op 2530 meter hoogte. Het is een gezellig en kleurrijk dorp met pittoreske straatjes en pleintjes.



Na een beetje te zijn bijgekomen in het hotel, gaan we een rondje internetten, een cocktailtje drinken en het dorpje verkennen.

Het plaatsje Otavalo is in vergelijking met veel andere plaatsen in Ecuador erg welvarend.
Het straatbeeld is dan ook vrolijker en kleurrijker.

Kerstbalkralen

De Otavalo's zijn heel herkenbaar. Wij kennen ze in Nederland als dragers van kleurrijke poncho’s en lange paardenstaarten, maar eigenlijk zijn dat elementen die op de thuisbasis al bijna verdwenen waren. Toen deze uiterlijke kenmerken belangrijk bleken voor de identificatie in het buitenland, gingen de Otavalos ook thuis hun poncho weer als een kostuum beschouwen.
En meer en meer lieten jonge mannen hun haar weer groeien, terwijl ze dat in voorgaande decennia vaak afknipten.



De gouden kraaltjes die alle vrouwen om hun nek dragen, worden gemaakt van kerstballenglas uit Tjechië. Daarnaast dragen de dames een panamahoed of hoofddoek.
Nog steeds nemen de (blankere) mestiezen politiek en sociaal een dominante positie in, maar de indianen hebben een economische voorsprong genomen en langzamerhand vertaalt zich dat ook in meer zeggenschap. De afgelopen jaren is het aandeel indiaanse stadsbewoners gegroeid van ongeveer eenvijfde naar de helft en Otavalo heeft nu ook een indiaanse burgemeester.
Niet vreemd als je bedenkt dat de welvaart van Otavalo drijft op de wereldberoemde indianenmarkt.

Markt

De wereldberoemde markt van Otavalo behoort, met Chichicastenango in Guatemala en het Peruaanse Chinchero, tot de belangrijkste en grootste indianenmarkten van Latijns Amerika.
Dit heeft veel te maken met de ondernemersgeest van de Otavalos.
Zij hebben een lange traditie als commerciële producenten van textiel en hun dal ligt op het kruispunt van oude handelsroutes noord-zuid en oost-west.

Al in de pre-Incatijd kwamen indianen uit de Amazone hier hun kruiden, katoen, apen en vogels ruilen tegen geweven stoffen en zout. In de jaren tachtig bereikte de populariteit van panfluitmuziek en lamawollen truien in West-Europa en Amerika een hoogtepunt.

Muziek uit de Andes

De Ecuadoraanse muzieksoort die iedereen kent, is de Quichuamuziek uit de Andes.
Ook in Nederlandse straten kom je muzikanten uit Ecuador tegen die panfluit spelen.
Op feesten in Ecuador worden doorgaans twee soorten muziek gespeeld: de traditionele Quichuamuziek, die er al was voor de komst van de Spanjaarden en de Ecuadoriaans- Europese muziek.
Beide stijlen hebben steeds meer van elkaar overgenomen. Dit blijkt uit het gebruik van viool en gitaar, want het waren de Spanjaarden die de snaarinstrumenten introduceerden.
In het 'Casa de la Musica' krijgen we te zien hoe een panfluit wordt gemaakt.
Ook is er een optreden van de familie op gitaar, trommel en panfluit.

's Avonds bezoeken we een peña. Dit is een bar waar live muziek wordt gespeeld. De liveband begint met traditionele muziek met veel panfluit. We drinken cocktails (margarita, mojito) en de kleine indianenmannetjes met de dikke paardenstaarten willen graag met de dames uit onze groep dansen.

Avenue der Vulkanen

Het Andesgebergte, dat Ecuador van noord naar zuid doorsnijdt, telt veel vulkanen.
Een aantal daarvan is nog actief.
Het gebied van Otavalo tot aan Cuenca wordt, niet voor niets, Avenue der Vulkanen genoemd.
De Chimborazo (6500 m) en de Cotopaxi (6000 m) zijn de bekendste, de Cotopaxi is de hoogste nog werkende vulkaan.

De Avenue der Vulkanen vormt een soort ruggengraat door het Ecuadoraanse landschap, met ten oosten hiervan de jungle en ten westen de laaglanden met bananenplantages en de kust.
De boomgrens ligt in Ecuador veel hoger dan in Europa, namelijk op 4000 meter.
In een kleine drie uur rijden we via de pan-Amerikaanse snelweg naar Quito.
We maken foto’s van de Cayavulkaan en even later van de besneeuwde Cotopaxi.
Pablo laat ons onderweg diverse vruchten proeven die hij langs de kant van de weg plukt.

Quito

Quito is de hoofdstad van Ecuador en ligt twintig kilometer ten zuiden van de evenaar, op de westelijke helling van de Pichincha, een actieve vulkaan in het Andesgebergte.
De stad heeft een gemiddelde hoogte van 2850 meter boven zeeniveau.

Quito is een moderne, grote stad, waar, naast veel cybercafés en exotische restaurantjes, helaas ook een MacDonalds te vinden is. Er zijn opvallend veel bedelaars in Quito.

In het oude deel van de stad maken we een wandeling naar de Plaza de Independencia.
De tangaranabomen veranderen iedere twee maanden van kleur.
We zien het bisschoppelijk en het presidentieel paleis en de kathedraal.

Op het plein staat een gedenkteken aan de onafhankelijkheid, waarbij de stervende leeuw Spanje symboliseert en de condor voor het triomferende Ecuador staat.

Met de bus gaan we naar de basiliek die versierd is met dieren van hier, zoals gordeldieren, poema’s, leguanen en schildpadden.

El Panecillo Virgen de Quito

We rijden omhoog tot op 3000 meter hoogte, waar de maagd van Quito staat en waar we uitzicht hebben over 15 vulkanen. De wind is koud en snerpt langs onze oren.

De gids raadt ons aan veel water te drinken vanwege de hoogte, dan wordt je bloed dikker.
We genieten in het zonnetje van het uitzicht en controlen het aantal vulkanen.

Mountainbiken van de Cotopaxi

Na een stevig ontbijt met pannenkoeken bij ons (inmiddels favoriete) restaurantje Magic Bean vertrekken we naar de vulkaan de Cotopaxi. Het is ruim 2,5 uur rijden/hobbelen in een bakkie.
We rijden het laatste stuk door het natuurpark.

Er zijn op een gegeven moment alleen pijnbomen en later alleen bloemetjes en fluistergras (tipa).
Voor we er zelf erg in hebben, kunnen we niet verder en staan we in de sneeuw achter een vastgelopen bus. We zitten boven de wolken. De top van de Cotopaxi ligt helaas ook in een wolk.
Op de top vriest het 25 graden, maar ook hier is het extreem koud. We kleden ons warm aan, krijgen van de begeleiding een banaan en een chocoladekoek en stappen op de fiets.

Het fietsen valt vies tegen. Het is tien keer enger dan skiën.
Van het intensieve remmen, krijg je, behalve bevroren, ook nog eens verkrampte vingers.
Soms moet je een stuk omhoog klimmen, wat op deze hoogte heel zwaar is voor je longen, daar staat het voordeel tegenover dat het klimmen weer niet eng is.
Na zo’n 2,5 uur komen we moe, maar trots, met z'n zessen beneden aan.

Van het berggebied naar de jungle

We passeren schitterende heuvels die in de mist liggen, watervallen en besneeuwde toppen van vulkanen. Bomen bezwijken bijna onder de epifyten.



Soms laat Pablo ons een stukje wandelen om ons even verderop weer op te pikken.
We zien varens, bromelia’s en orchideeën.

Op een gegeven moment eindigt de weg. Alleen nog kiezels en gruis staan ons te wachten. Het is een enorm gehobbel.

Pablo laat ons een enorme kever zien.

Baden in Papallacta

Onderweg naar Teña, bij het op 4100 meter gelegen Papallacta,
krijgen we een paar uur de tijd om te genieten van de thermale baden.
Het door de vulkaan verwarmde water komt met 50 graden naar beneden.
De baden worden aangelengd met koud water tot 34-38 graden, wat nog best heet is.
In de namiddag komen we aan in Teña, waar we met ons kleine bagagepakket eerst over een brug en daarna een stukje door de jungle moeten lopen.

De aanplanting bij hotel El Establo de Thomas is schitterend met veel mooie tropische planten en bomen. Er zijn toekans en papegaaien. Helaas slapen we hier maar één nachtje.

We krijgen een cabaña waarin bedden met klamboes staan.

Het ziet er erg leuk uit. Er zijn geen ramen, wel gaas en gordijnen. De hele cabaña wiebelt een beetje.
De junglegeluiden zijn overdonderend, vooral de cicaden doen hun best.
Het monotone geluid van de stromende rivier bevordert de nachtrust.

Met de kano de jungle in

Via dierenopvangcentrum Amazoonica, waar we een korte stop maken om o.a kapibara's
in levende lijve te zien, rijden we het Amazonegebied in.
Het Amazonewoud ligt in het oosten van het land.
Het klimaat is er tropisch: warm en vochtig.
De vele rivieren in dit gebied zijn allemaal vertakkingen van de Amazone.

Pablo laat ons onderweg oerwouddruiven proeven, we zien een enorme blauwe vlinder
en cacao- en koffiebomen. Koeien lopen over de weg.

Met onze kleine bagage stappen we in kano’s die ons naar Yacuma Lodge brengen,
waar we twee nachten blijven.

De lodges hier hebben geen douche of toilet, alleen twee bedden met klamboes.
Het restaurant heeft alleen een rieten dakje om de regen tegen te houden.

Na de kamer geïnspecteerd te hebben, krijgen we laarzen aangemeten en gaan we
naar de andere kant van de rivier.
Daar geeft een Shuar-indiaan ons een rondleiding langs verschillende planten (diverse soorten bananen, yucca, koffie, cacao, achiote) en vertelt hij over de geneeskrachtige kwaliteiten van de planten die we tijdens de wandeling tegenkomen.

Hij brengt ons naar zijn gemeenschap. Hier leven 30 mensen uit zes families.
De vrouwen maken voorwerpen van klei.
Langs een kalebasboom lopen we naar het schooltje waar de kinderen een dansje op muziek doen.

De sjamaan, een man van 70, heet ons welkom.
Hij geneest mensen door stoffen uit een liaan tot zich te nemen, waardoor hij gaat hallucineren.
Uit een kalebas krijgen we zelfgebrouwen bier te proeven. Het smaakt naar azijn.

Een kamer delen met 30 kakkerlakken

Het eten in Ecuador, en zeker ook in de jungle, valt ons honderd procent mee.
Er wordt veel dikke soep gegeten, die gemaakt wordt van aardappel, avocado of banaan.
De warme boomtomaat als toetje bevalt wat minder.
Na de maaltijd gaan we naar het kampvuur.
We krijgen caneloza en Kristof, ons opperhoofd, speelt op de gitaar.
Die avond komen we tot de ontdekking dat wij niet de enige gasten in ons hutje zijn: zo'n dertig kakkerlakken schieten weg als we de kandelaar aan willen doen.
Die nacht word ik wakker met een kakkerlak op mijn voorhoofd.

Achiote tegen oerwoudgeesten

Achiote, agotti of anatto is een klein boompje. Van de zaden wordt achiotepasta en de kleurstof E160 gemaakt. De vrucht, waarin de zaadjes zitten, heeft stekels en lijkt nog het meest op een kastanje.
Er waren geneeskrachtige toepassingen en het sap leverde vroeger kleurstof voor textiel.
Bij de Maya’s waren achiotezaadjes één van de belangrijkste offergeschenken aan de goden.
Op een bepaald moment in de geschiedenis van de Maya’s was achiote zelfs een wettelijk betaalmiddel.

We worden met achiote geverfd om de oerwoudgeesten gunstig te stemmen en maken ons op voor een vier uur durende jungletocht. We klauteren van hoog naar laag en omgekeerd en af en toe blijft je laars in de blubber staan en moet je moeite doen los te komen.

De Taguapalm torent boven de struiken uit. Van de vruchten van de taguanoot worden knopen gemaakt.
We zien de balsaboom, met zijn lichte hout, verschillende lianen, waaronder de Tarzanliaan en de liaan van de sjamaan.

We passeren een riviertje en zien vlinders, wilde maïs, sprinkhanen, felgekleurde kevers en een wandelende tak. Apen krijsen boven onze hoofden.

De gids toont een bloem die gebruikt wordt bij een bruiloftsritueel (labios calientes). Ik mag het met hem demonstreren voor de foto. We hebben uitzicht op de Napo die tot in Brazilië stroomt.
Onder de modder komen we terug bij de lodge.

Die middag kijken we of we goud kunnen zeven in de rivier, maar dat levert niet zo veel op.



Bij de rivier stappen we in banden en gaan we 'tuben'. We dobberen stroomafwaarts, soms met flinke golven in de stroomversnellingen. Vantevoren zag het er best eng uit, maar het ging heerlijk.
De kano’s volgen ons.

Baños

Na twee nachten jungle stappen we weer in de kano om naar de bewoonde wereld te varen.
Met de bus rijden we naar Baños. We stoppen onderweg bij Pailon del Diabolo, een waterval.
We moeten een kilometer naar beneden lopen. De loopbrug naar de overkant is wiebelig.



We stoppen bij een kabelbaantje voor een tocht over de rivier, een spectaculaire ervaring!
Het gaat hard en het ziet er niet al te degelijk uit, maar we hebben vreselijke lol.
Het uitzicht over de rivier en een vulkaan is schitterend.



Baños bevalt ons prima, het is een rustig en gemoedelijk plaatsje met leuke cafés en restaurantjes en heerlijk vegetarisch eten.

Raften op de Rio Pastaza

De volgende dag gaan we in een klein busje op weg naar een plaats waar de Rio Pastaza snel stroomt.
Onderweg worden we aangehouden door politie. We mogen niet zonder gids verder, dus moeten we wachten.
We maken een tocht van anderhalf uur over een redelijk snelstromende rivier met stroomversnellingen.
Er komen bakken water over ons heen en soms stuurt onze bootsman met opzet verkeerd om meer spektakel te creëren.
Die avond bestellen wij een cucaracha, een drankje dat je met een vlammetje erop door een rietje drinkt en gaat de groep cavia eten.

Een helse tocht op de Chimborazo

We gaan met de bus naar Riobamba op 3000 meter hoogte.
Onderweg, vlakbij ons hotel in Baños, passeren we een gebied dat helemaal weggevaagd is door de lavastroom van augustus vorig jaar.

Het wordt kouder en kouder.
We stoppen bij een groep lama’s die gehoed worden door een man en een vrouw.
Na ruim twee uur rijden komen we aan in het hotel in Riobamba. Het is hoog en koud.
De eerste verschijnselen van hoogteziekte teisteren ons: hoofdpijn, oorpijn, duizeligheid, rillerigheid.
De kamers zijn enorm in dit hotel. Het hotel heeft leuke haardjes, een mooi restaurant, een wijnkelder en een enorme binnenplaats. Op de kamers zijn kacheltjes.
We kleden ons om: dikke kleding, muts, handschoenen, want we gaan de Chimborazo beklimmen.
Op een gegeven moment moet de bus door lavagruis verder naar boven. De motor begeeft het bijna.



De Chimborazo is zonder twijfel het meest opvallende landschapskenmerk in de omgeving van Riobamba. Behalve de eer de hoogste berg van Ecuador te zijn, maakt de top van deze massieve berg aanspraak op een andere titel: het verst verwijderde punt van het midden van de aardbol.
Door de aardrotatie is de aarde naar de polen toe afgeplat; de diameter op de evenaar is dus groter dan die van pool naar pool. De Chimborazo ligt, op aardschaal bekeken, vlak bij de evenaar en daarom ligt de top verder van het middelpunt dan bijvoorbeeld de top van de Mount Everest.
We beginnen aan de klim en laten ons fotograferen bij het gedenkteken aan de gesneuvelden: de Chimborazo heeft al menig slachtoffer geëist.

Iedereen die het ziet zitten, gaat in zijn eigen tempo omhoog. De tocht is hels, extreem vermoeiend en af en toe heel steil. Elke stap die je zet, kost enorm veel energie. De hoogte maakt ademhalen moeilijk.
'Hieleros' (ijsverzamelaars) verzamelen ijs van de top van de Chimborazo, dat verkocht wordt aan marktlui om er hun producten koel mee te kunnen bewaren.

De helft van de groep bereikt het 5000 meter punt waar je een stempel en sticker in je paspoort krijgt.

Het was 200 meter omhoog ploeteren over een lengte van 2 km , maar we doen er, inclusief de terugweg, bijna drie uur over.

Met de trein naar de duivelsneus

Na een vreemde nacht (zeer vroeg erin en om kwart voor vijf eruit) stappen we nog een beetje brak in de bus en rijden we naar de beroemde trein die om half zeven vertrekt vanaf Riobamba.

Een rit van zeven uur door kale, droge bergen met bloeiende cactussen zal ons voeren naar El Nariz del Diabolo, de duivelsneus. De geschiedenis van de spoorlijn gaat terug tot de tijden dat auto's en vliegtuigen slechts ideeën waren in de hoofden van fantasten. Tochten van de kust naar het hoogland vonden te voet en met lastdieren plaats.
De trein betekende een gigantische vooruitgang. De reis van Guayaquil naar Quito was vóór het gereedkomen van de spoorlijn een onderneming die wel twee weken duurde.
Door de komst van de trein werd de reistijd teruggebracht tot twee dagen.

Het traject Quito-Guayaquil bleek moeilijk te bedwingen door het grote hoogteverschil dat moest worden overbrugd. Voor de totstandkoming moesten de ingenieurs het onderste uit de kan halen.
De Nariz del Diablo is een berg met een stijgingspercentage van 5,5. Haarspeldbochten zijn op zo'n steile helling niet mogelijk, dus moest een andere oplossing worden gevonden. Op de Nariz del Diablo rijdt de trein afwisselend voor- en achteruit. De rails is als een zigzaglijn over de berg getrokken en op de punten bevinden zich wissels. Is de trein een wissel gepasseerd, dan wordt deze omgezet en rijdt de trein in omgekeerde richting verder. Na een keer of drie steken is het dal bereikt.
Bij een dorpje (Guamote) stoppen we 20 minuten.



De vrouwen dragen blauwe of paarse omslagdoeken en hoeden.
Pablo koopt voor ons banaantjes die hij in de trein uitdeelt.
In het plaatsje Alausi zien we minder smakelijke dingen.

Bij het eindpunt stappen we uit.

Cuenca of Cajas?

We moeten nu bijna vijf uur in de bus zitten en komen dan om half acht aan in ons hotel El Quichote in Cuenca. De volgende ochtend moeten we kiezen. Een vrije ochtend in Cuenca en gebouwen bekijken of weer een tocht op hoogte, dit maal in het Parque National de las Cajas. Een vrije ochtend klinkt aantrekkelijk, maar de natuur trekt meer, ook al zijn nog niet alle hoogteziekteverschijnselen verdwenen.
We maken nog snel een klein rondje door Cuenca om de sfeer te proeven.

Cuenca is de derde stad van Ecuador. De stad ligt ten zuiden van Quito, op een hoogte van 2500 meter. Door de stad stroomt de rivier de Tomebamba.
Op de plaats van het huidige Cuenca stond aan het begin van de 16e eeuw een Incastad genaamd Tomebamba.

De 230 meren van Cajas

In een uur rijden we van Cuenca naar Cajas.
We moeten wachten op de verplichte gids en om elf uur vertrekken we om een bijna vier uur durende tocht op 4000 meter hoogte te maken.

We komen langs een riviertje dat de bron van de Amazone is. Het water is kristalhelder en drinkbaar. Alle planten die we hier in de natuur zien, zijn stug, zoals korstmos en ledermos.
We eten een bitter blaadje van de cubilan, dat energie geeft en tegen hoogteziekte werkt.

We lopen rond een enorm kratermeer. Er zijn hier meer dan 230 meren.

Via een sprookjesbos van rode papierbomen waar heksen en kleine mannetjes die vrouwen vangen op de loer liggen, dalen we van 4000 meter naar 3500 meter. Het is behoorlijk koud.

We zien schitterende planten, zoals de papierboom (arbol de papel) die zijn vellen laat vallen, uniek is voor dit gebied (op deze hoogte is hij ook de enige boom) en tussen de 1000 en 2000 jaar oud kan worden.

We zien zeer veel valeriaan- en gentiaansoorten.


Bromelia’s (achupila) doen er zes jaar over om een bloemstengel te vormen, die vervolgens ook weer in zes jaar tijd afsterft. De stengel wordt gegeten door brilberen.

Naast beren, kun je hier vossen, wolven, konijnen, visvangende muizen, kikkers, hagedissen, vogels, eenden, lama’s en alpaca’s tegenkomen. Het mooie fluistergras, tipa, is overal aanwezig.
We zien boven de hoogste berg: San Louis, twee condors. Zéér indrukwekkend!



Na een wandeling van vier uur komen we bij de plaats aan waar we weer worden opgepikt door de bus.
Als de bus aankomt, moeten we direct gaan rijden, want je krijgt een half uur de tijd om de weg door het natuurpark te gebruiken.

Klamme warmte aan de kust

We rijden door de laatste bergen richting de kust zelfs even door de wolken.

Als we de bergen verlaten en in het vlakke kustgebied komen, zien we veel plantages: banaan, mango, rijst en rietsuiker. Het gebied bevindt zich slechts enkele meters boven de zeespiegel.
Onderweg naar Guayaquil stoppen we bij een fruitkraam, waar Pablo ons fruit laat proeven.

We komen in het donker in Guayaquil aan. Het is vochtig warm. De stad is groot, druk en onveilig.
We maken twee tassen klaar: één voor naar Quito en een tas die meegaat naar de Galapagos.
Morgenochtend stappen we op het vliegtuig naar Baltra en begint ons avontuur op de Galapagoseilanden.

wordt vervolgd ....................................Galapagos.........

 

Els & Robert van Hall
e-mail: xipe [at] spamcop.net